Wet bestuur en toezicht rechtspersonen – deel 7 (aansprakelijkheid); bestuurders en toezichthouders bereid u voor!

J.M.A.J. (Johan) Thielen

J.M.A.J. (Johan) Thielen

Geplaatst op

2 minuten

De Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR-2021) heeft lang op zich laten wachten, maar treedt op 1 juli 2021 (eindelijk) in werking. Deze invoering zal ingrijpende gevolgen hebben voor (de positie van bestuurders en toezichthouders van) stichtingen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. De komende weken bereiden wij u graag voor op de inwerkingtreding van de WBTR door het plaatsen van een aantal korte blogs en het geven van een webinar in de tweede helft van juni a.s. In onze introductie van deze blogreeks bespraken wij dat de WBTR zeven belangrijke elementen bevat. In dit zevende deel van de blogreeks staat het onderwerp aansprakelijkheid centraal.

 

Aansprakelijkheid in faillissement

In geval van een faillissement biedt de wet op dit moment al de mogelijkheid aan een curator om bestuurders en commissarissen van naamloze en besloten vennootschappen (NV’s en BV’s), commerciële stichtingen en verenigingen (zij zijn onderworpen aan vennootschapsbelasting), coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen (hoofdelijk) aansprakelijk te stellen voor het volledige faillissementstekort. Dit kan wanneer zij hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld en die onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Deze aansprakelijkheidsregeling staat echter op verschillende plaatsen in de wet.

Met de invoering van de WBTR wordt er één uniforme aansprakelijkheidsregeling ingevoerd voor alle rechtspersonen. Deze regeling is inhoudelijk grotendeels gelijk aan (voormel)de aansprakelijkheidsregeling bij faillissement die nu geldt voor bijna alle rechtspersonen. Het toepassingsbereik van deze regels wordt met de invoering van de WBTR wel uitgebreid naar bestuurders en commissarissen van niet-commerciële stichtingen en verenigingen (zij zijn niet onderworpen aan vennootschapsbelasting) en informele verenigingen (haar statuten zijn niet opgenomen in een notariële akte).

Bewijsvermoedens in faillissement

Als een curator van mening is dat een bestuurder aansprakelijk is, moet hij bewijzen dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en dat die onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Deze (zware) bewijslast rust dus in beginsel op de curator.

Als niet is voldaan aan de administratieplicht of de verplichting tot publicatie van de jaarrekening, staat onweerlegbaar vast dat het bestuur of de Raad van Commissarissen zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Dit is het zogeheten ‘wettelijke bewijsvermoeden’ en kan door de betreffende bestuurders en commissarissen worden weerlegd door middel van het aanleveren van tegenbewijs.

Voornoemde wettelijke bewijsvermoedens in faillissement zijn onder de WBTR niet van toepassing op de onbezoldigde bestuurders en commissarissen van de niet-commerciële verenigingen en stichtingen. Daarnaast introduceert de WBTR deze wettelijke bewijsvermoedens voor bestuurders en commissarissen van stichtingen of verenigingen die op grond van sectorspecifieke wet- en regelgeving een jaarrekeningplicht hebben (denk aan woningcorporaties, onderwijsinstellingen, zorginstellingen en pensioenfondsen).

Tot slot geven wij u graag de tip mee dat het verstandig is om uw verzekeringspolis te checken. Voldoet uw huidige aansprakelijkheidsverzekering ook als de WBTR in werking is getreden?

Lees hier de voorgaande delen uit de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen-reeks

 

New call-to-action

Internationaal ondernemen: welk recht is van toepassing?

Gerelateerd bericht:

Internationaal ondernemen: welk recht is van toepassing?