Op hoeveel vakantiedagen heeft een werknemer recht?
Een werknemer heeft recht op vakantie gelijk aan minimaal 4 maal de arbeidsduur per week. Wanneer een werknemer bijvoorbeeld 40 uur werkt, heeft hij minimaal recht op 160 vakantie-uren per jaar. Dit zijn de wettelijke vakantie-uren. Daarnaast kan het aantal vakantie-uren in de arbeidsovereenkomst, een reglement of een cao worden verlengd. Dit zijn de bovenwettelijke vakantie-uren. Dus stel: in de arbeidsovereenkomst staat dat een werknemer, die 40 uur per week werkt, recht heeft op 200 vakantie-uren, dan zijn dit 160 wettelijke vakantie-uren en 40 bovenwettelijke vakantie-uren.
Verval- en verjaringstermijnen
De wettelijke vakantie-uren vervallen 6 maanden na het jaar waarin deze zijn opgebouwd. De uren opgebouwd in 2018 vervallen daarom op 1 juli 2019. Deze korte vervaltermijn is in het leven geroepen om werknemers te stimuleren daadwerkelijk vakantie-uren op te nemen. De bovenwettelijke vakantie-uren verjaren pas na verloop van 5 jaar.
Uitzondering verval vakantie-uren
De vervaltermijn van 6 maanden geldt niet wanneer de werknemer “redelijkerwijs niet in staat is geweest de wettelijke vakantiedagen binnen deze termijn op te nemen”. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer een werknemer zo ziek is, dat er geen re-integratiemogelijkheden voorhanden zijn of wanneer de werkgever de werknemer in alle redelijkheid niet in staat stelt om zijn vakantie-uren op te nemen. Als een werknemer zich met succes op deze uitzonderingsgrond beroept, dan geldt niet de vervaltermijn van 6 maanden, maar een verjaringstermijn van 5 jaar.
Mag de vervaltermijn verkort worden?
In een cao of arbeidsovereenkomst staat met enige regelmaat een bepaling waarin het de werknemer verboden wordt om vakantie-uren mee te nemen naar het volgende jaar. Hiermee wordt de vervaltermijn verkort. Mag dat?
Voor zowel de wettelijke als de bovenwettelijke vakantie-uren geldt dat de verval- en verjaringstermijnen niet mogen worden verkort, maar wel mogen worden verlengd. Een bepaling waarin staat dat de wettelijke vakantiedagen na 1 jaar vervallen is dus wel rechtsgeldig, terwijl een bepaling waarin staat dat deze uren vervallen na verloop van 3 maanden niet rechtsgeldig is.
Daarbij komt dat een verjaringstermijn, in tegenstelling tot een vervaltermijn, kan worden gestuit. Een werknemer kan dit doen door een brief te sturen aan zijn werkgever waarin hij meldt dat hij zijn recht op de bovenwettelijke vakantie-uren na de termijn van 5 jaar wil behouden. In dat geval gaat weer een nieuwe verjaringstermijn van 5 jaar lopen.
Let op!
Van de verval- en verjaringstermijnen kan dus niet ten nadele van de werknemer worden afgeweken. Maar met een actief beleid waarin werknemers worden aangestuurd op het tijdig opnemen van vakantie-uren, kan wel een ongewenst “stuwmeer” aan vakantiedagen worden voorkomen!
Heeft hulp nodig of heeft u nog vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact met Jaleesa van den Hof op.
* Bijgewerkt tot januari 2019