Meerwerk: de waarschuwingsplicht van de aannemer verduidelijkt

K.J.T. (Karel) Boersma

K.J.T. (Karel) Boersma

Geplaatst op

3 minuten

Op grond van de wet zijn aannemers verplicht hun opdrachtgever te waarschuwen voor extra kosten die voortvloeien uit een door een opdrachtgever gewenste toevoeging of verandering. Dit blijkt uit artikel 7:755 uit het Burgerlijk Wetboek. Doet een aannemer dat niet, dan heeft hij geen recht op een vergoeding van deze kosten, tenzij de opdrachtgever de noodzaak tot prijsverhoging daarvan uit zichzelf had moeten begrijpen. In diens uitspraak van 1 juli 2022 heeft de Hoge Raad deze uitzondering op deze regel verduidelijkt. In dit artikel ga ik op deze uitspraak in.

 

Artikel 7:755 BW luidt:

In geval van door de opdrachtgever gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk kan de aannemer slechts dan een verhoging van de prijs vorderen, wanneer hij de opdrachtgever tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. Van deze bepaling kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, behoudens bij een standaardregeling als bedoeld in artikel 214 van Boek 6.” (onderstreping KB)

 

Eerdere uitspraken

In eerdere uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven is regelmatig geoordeeld dat een aannemer, om aan de waarschuwingsplicht te voldoen, de opdrachtgever ook een reëel inzicht moet geven in de omvang van de concreet te verwachten meerkosten. Dit ondanks het feit dat:

  • de aannemer de opdrachtgever had gewaarschuwd dat een verandering of toevoeging tot een verhoging van de prijs zou kunnen leiden;
  • de opdrachtgever dit uit zichzelf had kunnen begrijpen.


Belang van de waarschuwingsplicht is de opdrachtgever te behoeden voor vermijdbare kostenoverschrijdingen. Door niet concreet te benoemen hoe hoog de meerkosten zouden zijn, wordt daaraan niet voldaan.

 

Uitspraak van de Hoge Raad

Volgens een recente uitspraak van de Hoge Raad is deze uitleg onjuist.

In lijn met de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis bij het wetsartikel overweegt de Hoge Raad:

Bij de toepassing van de tenzij-bepaling in art. 7:755, eerste zin, BW (“tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen”) is niet van belang of de opdrachtgever ook inzicht had in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten. Art. 7:755 BW bepaalt immers alleen dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. (…)

Uit de wetgeschiedenis blijkt dat met deze bepaling is beoogd duidelijk te maken dat toestemming tot meerwerk niet zonder meer toestemming tot prijsverhoging impliceert. In dat opzicht heeft de wetgever de opdrachtgever bescherming willen bieden. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat de verdergaande bescherming die door het onderdeel wordt voorgestaan, is beoogd.

Het is aan de opdrachtgever om zich, nadat hij tijdig door de aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging of indien hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, desgewenst te verstaan met de aannemer omtrent de omvang van de prijsverhoging en vervolgens te beslissen of hij de gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk wil opdragen.”

 

De Hoge Raad oordeelt dat het voldoende is dat de aannemer de opdrachtgever erop wijst dat een gewenste verandering of toevoeging leidt tot een prijsverhoging. Wanneer een opdrachtgever dit uit zichzelf had moeten begrijpen, dan hoeft een aannemer hiervoor niet te waarschuwen.

Zijn voor de uitvoering van het meerwerk geen prijsafspraken gemaakt of is slechts een richtprijs gegeven, dan is de opdrachtgever op grond van artikel 7:752 lid 1 BW een redelijke prijs verschuldigd.

 

Wat betekent dit voor aannemers en opdrachtgevers?

Uit deze uitspraak blijkt dat een aannemer ook aanspraak op vergoeding van meerwerk kan maken indien:

  • hij de opdrachtgever heeft gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging maar (nog) geen reële inschatting van de kosten heeft gegeven;
  • hij ook zonder waarschuwing aanspraak kan maken op de vergoeding van meerwerk als de opdrachtgever de noodzaak tot prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen.

Of een opdrachtgever dit uit zichzelf had moeten begrijpen, zal grotendeels afhangen van de vraag hoeveel deskundigheid de aannemer bij de opdrachtgever mag verwachten. Dit betekent dat bij een werk ‘onder directie’ de opdrachtgever niet gemakkelijk een beroep op dit artikel zal kunnen doen, en nog minder bij onderaanneming, de hoofdaannemer tegenover de onderaannemer, zo volgt uit de Parlementaire Geschiedenis.

Het is voor opdrachtgevers dus erg belangrijk goed op te letten en navraag te doen bij de aannemer wanneer de aannemer op hun verzoek wijzigingen op het werk doorvoert.

Overigens biedt artikel 7:755 BW nog wel een oplossing voor opdrachtgevers. Artikel 7:755 BW bepaalt dat daarvan niet ten nadele van de opdrachtgever mag worden afgeweken, dus wel in zijn voordeel. Opdrachtgevers kunnen hier dus wel in hun voordeel van afwijken door op te nemen dat een aannemer altijd dient te waarschuwen, ook als de opdrachtgever had moeten begrijpen dat een wijziging tot een verhoging van de kosten lijdt.

Daar waar een aannemer zelf opdrachtgever is, bijvoorbeeld door een deel van het werk op te dragen aan een onderaannemer, geldt het bovenstaande dus ook voor een aannemer.

Ondanks deze uitspraak is het hoe dan ook verstandig vooraf afspraken te maken over prijsverhoging als gevolg van meerwerk. Dit voorkomt discussies achteraf (over de vraag of de door de aannemer gewenste prijs wel redelijk is) en een mogelijk beroep van de opdrachtgever op de waarschuwingsplicht van de aannemer.

 

Conclusie:

De waarschuwingsplicht van de aannemer voor meerwerk gaat dus niet zover dat de opdrachtgever een reëel inzicht wordt gegeven in de financiële gevolgen van een door de opdrachtgever gewenste verandering of toevoeging. Voldoende is dat de opdrachtgever is gewaarschuwd voor de noodzaak van de prijsverhoging dan wel deze prijsverhoging uit zichzelf zou moeten begrijpen.

Heeft u vragen over voor wiens rekening het meerwerk komt? Neem dan contact op met onze specialisten van de sectie Bouw & Vastgoed.

Wet vaste huurcontracten: per 1 juli 2024 vaste huurcontracten weer de norm

Gerelateerd bericht:

Wet vaste huurcontracten: per 1 juli 2024 vaste huurcontracten weer de norm