De faillissementsaanvraag

P. (Pieter) van de Geer

P. (Pieter) van de Geer

Geplaatst op

2 minuten

Het is geen geheim dat wanneer blijkt dat een schuldenaar zijn betalingsverplichtingen niet meer kan nakomen, schuldeisers op grond van de Faillissementswet een verzoek tot faillietverklaring kunnen doen bij de rechter. Maar waar moet u op letten?

De Faillissementswet bepaalt dat (summierlijk) moet blijken dat de schuldenaar is opgehouden met betalen en dat de schuldeiser een vordering heeft. Als de vordering van de schuldeiser niet is vast te stellen, dan kan het zijn dat de rechter het verzoek tot faillietverklaring zal afwijzen. De Rechtbank Rotterdam oordeelde al eens: ‘’Een faillissementsprocedure leent zich niet voor uitgebreid onderzoek; daar zijn andere (juridische) wegen voor.’’

De procedure in het kort

Partij A heeft in juni 2013 ijzererts aan partij B geleverd. Voor deze levering heeft A een factuur gestuurd naar B. B heeft de vordering niet betaald en komt daardoor de afspraken met A niet na. A spreekt B meermaals aan om tot betaling van de factuur over te gaan, maar betaling blijft uit. A stapt naar de rechter en verzoekt hem om B failliet te verklaren.

B verweert zich tegen de faillietverklaring en stelt dat A geen kwaliteit ijzererts heeft geleverd, zoals hij heeft afgesproken met A. Volgens B heeft A afval geleverd en B onderbouwt dit met een inspectierapport van een Chinese autoriteit uit september 2013. Ook stelt B zich ook op het standpunt dat op de overeenkomst met A geen Nederlands recht van toepassing is, maar Engels recht. Tot slot betwist B ook nog dat hij meerdere schuldeisers onbetaald laat.

Wat oordeelt de rechtbank?

Volgens de rechtbank is er onvoldoende informatie beschikbaar om vast te kunnen stellen of, en zo ja in hoeverre, B de afspraken uit de overeenkomst niet is nagekomen. Daarnaast is het onduidelijk of het verweer van B tot gevolg heeft dat de vordering van A wellicht lager wordt of dat de vordering zelfs helemaal wegvalt. Tot slot zegt de rechter dat, al is het zo dat B de afspraken uit de overeenkomst niet is nagekomen, het ook niet duidelijk is of er Nederlands of Engels recht van toepassing is op de overeenkomst.  

De rechtbank wijst het verzoek tot faillietverklaring dan ook af vanwege het ontbreken van een “voldoende vaststaande vordering”.

Conclusie

Als de vordering niet voldoende vaststaat, dan zal de rechter bij een verzoek tot faillietverklaring geen uitgebreid onderzoek doen naar de vordering van de schuldeiser. Een faillissementsprocedure leent zich hier niet voor. De kans bestaat dus dat bij het ontbreken van een voldoende vaststaande vordering van de schuldeiser, het verzoek tot faillietverklaring wordt afgewezen.

Bent u een schuldeiser en twijfelt u of uw vordering voldoende vaststaat, of bent u een schuldenaar en bent u het niet eens met de vordering van de schuldeiser? Neem dan contact met mij op. 

De afkoelingsperiode als middel tegen verhaalsacties van de individuele schuldeiser

Gerelateerd bericht:

De afkoelingsperiode als middel tegen verhaalsacties van de individuele schuldeiser