Bouwend Nederland heeft dit jaar een vernieuwde modelovereenkomst voor onderaanneming gepubliceerd, ter vervanging van het model uit 2016. In dit artikel bespreek ik de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de vorige versie.
De meest opvallende wijziging is dat de nieuwe modelovereenkomst geen afzonderlijke algemene voorwaarden (AVvO) meer kent. De bepalingen uit die voorwaarden zijn nu geïntegreerd in de overeenkomst zelf. Volgens de toelichting van Bouwend Nederland zijn daarbij zoveel mogelijk bepalingen geschrapt die al in de wet zijn vastgelegd.
Daarnaast zijn recente ontwikkelingen, zoals de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) en de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), in het nieuwe model verwerkt. Ook zijn de bepalingen over verzekeringen aangepast.
Toch zijn er bij het nieuwe model nog een aantal aandachtspunten te benoemen. De keuze om wettelijke bepalingen niet dubbel op te nemen in de overeenkomst is op zichzelf begrijpelijk en praktisch. Toch wordt daarmee een kans gemist om – waar de wet dat toelaat – aanvullende afspraken vast te leggen. Een voorbeeld daarvan is meerwerk. Hoofdaannemer en onderaannemer kunnen overeenkomen dat de onderaannemer alleen aanspraak op meerwerk kan maken als hij de hoofdaannemer daar tijdig en schriftelijk op wijst. De wet schrijft zo’n waarschuwing niet altijd voor; wanneer voor de hoofdaannemer duidelijk had moeten zijn dat een wijziging tot prijsverhoging leidt, is een waarschuwing niet vereist. Juist om onduidelijkheid en discussies te voorkomen, is het aan te raden hierover wél expliciete afspraken te maken. Door vast te leggen dat de onderaannemer altijd schriftelijk moet waarschuwen bij meerwerk, kan de hoofdaannemer dit bovendien tijdig met zijn opdrachtgever afstemmen.
Omdat er discussie kan bestaan of het werk van een onderaannemer wel kwalificeert als een “bouwwerk” in de zin artikel 7:758 lid 4 BW, is het verstandig om deze bepaling expliciet van toepassing te verklaren. Zo zullen grondwerkzaamheden of schilderwerkheden niet snel worden gezien als aanneming van een “bouwwerk”. Door af te spreken dat artikel 7:758 lid 4 BW op het werk van de onderaannemer van toepassing is, ook al kwalificeert dat niet als aanneming van een “bouwwerk”, voorkom je discussies en zorg je er voor dat voor alle onderaannemer dezelfde regels gelden.
Ook de aangepaste bepaling over de CAR-verzekering verdient aandacht. In het nieuwe model wordt ervan uitgegaan dat de onderaannemer standaard is meeverzekerd op de CAR-verzekering van de hoofdaannemer. Hoewel dat in de praktijk vaak wenselijk is, geven veel hoofdaannemers er toch de voorkeur aan om een zogenaamde toelatingsclausule te hanteren. Daarmee behouden zij de mogelijkheid om pas ná een schadegeval te besluiten of de onderaannemer wordt toegelaten tot de dekking onder de CAR-verzekering. Dit voorkomt dat de CAR-verzekering van de hoofdaannemer onnodig wordt belast met een hoge schadelast.
De in de overeenkomst opgenomen verzekeringsplicht voor de onderaannemer – ook met betrekking tot eventuele ontwerpwerkzaamheden – is een waardevolle toevoeging.
Het model zelf geeft al aan dat het naar eigen inzicht kan worden ingevuld, aangepast en aangevuld. Wat mij betreft is dat bij met name grotere projecten ook echt noodzakelijk.
De vernieuwde modelovereenkomst van Bouwend Nederland biedt een heldere en praktische basis voor onderaanneming. Door actuele ontwikkelingen op te nemen en overbodige bepalingen te schrappen, sluit het model beter aan bij de praktijk van vandaag. Tegelijkertijd blijft het van belang om het model kritisch te bekijken en – waar nodig – aan te vullen met project- of sectorspecifieke afspraken. Dat biedt partijen vooraf duidelijkheid en voorkomt discussies achteraf.
Wil je weten of jouw huidige onderaannemingsovereenkomsten nog aansluiten bij het nieuwe model? Of heb je behoefte aan begeleiding bij het opstellen of aanvullen van een maatwerkovereenkomst? Neem gerust contact met mij op, ik denk graag met je mee.